maandag, september 21, 2009

Hermann Nitsch: de geur van vers bloed



Ik weet niets van Hermann Nitsch. Bijna niets. Wat wikiwijsheden en dingen die de laatste tijd over hem in het nieuws waren. Dat hij uit Oostenrijk komt, dat hij al sinds de jaren zestig actief is als kunstenaar, en dat niet iedereen daar blij mee is. Je hebt geen internet nodig om dat te weten: bij de ingang van het Zwijsenpand in Tilburg staan ongeveer vijftien dierenactivisten met spandoeken en pamfletten. "Geen 'kunst' ten koste van dieren", betogen ze. "Moord is geen kunst".

Eerlijk gezegd heb ik geen mening over de Aktion van Nitsch. Voor de deur benadert een meisje met een lijst vol ethische vragen bezoekers van het Incubate festival, voor haar scriptie. Gelukkig slaat ze mij over, want ik heb geen antwoord op de vraag hoe ver een kunstenaar mag gaan. Of het fout is om met dode dieren te paraderen, en of een gehandicapt kind in plaats van een varken een brug te ver zou zijn. Ik wil vooral weten hoe het is om zoiets te ondergaan wat de meeste mensen beschouwen als achterhaald, onmenselijk, wreed en wanstaltig.

Twee uur later druppelt het bloed zachtjes van de beruchte varkenssnuit op de geblinddoekte naakte vrouw die er onder ligt. Vanaf de balustrade klinkt het kabaal van ratels, fluitjes en staccato trompetten. De naakte vrouw doet hard haar best om geen spier te vertrekken terwijl het bloed op haar dijen spat, maar een trillend been verraadt dat ze het koud heeft. De ritueel leider is ook niet bepaald een warmbloedig persoon. In afgeknepen Duits legt hij af en toe uit wat er gebeurt, vaker nog fluistert hij de in wit gestoken helpers in wat ze moeten doen. En vette vis verkruimelen met de blote vingers. Een beker bloed uitgieten in de mond van een actrice op een tafel, die het vervolgens gedoseerd over haar kin naar beneden laat glijden.

Het lage tempo van de hele seance zorgt voor een absurde sfeer. Aan het begin iets tussen lacherig en sereen in, maar na een uur eigenlijk alleen nog maar het laatste. Moet je je voorstellen dat dit fenomeen zes dagen doorgaat, zoals de gewoonte is. Nitsch en zijn gezelschap paraderen langzaam en zwijgend van tafel naar tafel. Langs aardbeien, brood, tomaten. Gekneed en overgoten met bloed, water en melk.

Het is raar, maar het is mooi om bloed over een mensenlichaam te zien lopen. Vanuit de mondhoeken over de nek, een kleine bocht bij het sleutelbeen, gesplitst tussen de borsten. Sommige mensen vinden het zelfs erotisch. Ik voel dat niet zo, maar walgelijk is het niet. Dat is het pas als je later naar de foto's kijkt. Er zijn ook weinig mensen met vertrokken gezichten in de grote hal. Hooguit zie je na een uur of twee mensen die hun neus dicht knijpen tegen de indringende geur van vers bloed. Nitsch shockeert niet, en dat is eigenlijk vreemd. Hij zit op een stoeltje met een tevreden blik en een glas wijn. Op een tafel achterin ligt een vrouw met gespreide benen. Op de hoek van de tafel liggen ingewanden, overgoten met dieprood bloed, dat op het witte papier druppelt.

Eén Nitsch-dienaar valt me op. Niet de twee leiders, de man met het grijze haar en die andere met het doorweekte shirt en de druipende baard. Zij zijn professioneel, gedecideerd en in charge. In feite zijn zij niet meer dan de misdienaren die het brood aan de priester aanreiken. Ik ben geboeid door dat meisje met dat lange haar en die gelukzalig wazige blik in haar ogen. Ze moet ergens halverwege de twintig zijn en ze ziet eruit als de duistere heldinnen in Italiaanse occulte horrorfilms.

Die films appelleren vaak aan dieptraditionele menselijke angsten. De dood, het duister, het ongrijpbare. Ze zitten vaak vol rituelen en tradities die terug gaan tot oude beschavingen. Ze zijn angstaanjagend en beklemmend, omdat de hoofdrolspelers doorgaans ongevraagd slachtoffer zijn van de bizarre driften van hun tegenstanders. Dat gevoel ontbreekt bij Nitsch, omdat je een 'slachtoffer' tien minuten later schoongespoeld mee ziet helpen aan de bevlekking van een ander. Gek genoeg gaat deze happening meer over het leven dan over de dood. Daar komt bij dat je in de hal kunt gaan en staan waar je wilt. Je kunt dichtbij staan, verderop, je kunt een trap op klimmen of even naar buiten lopen. Hoe pervers ook, na anderhalf uur sta ik nog steeds onbewogen te kijken.

En dan bekruipt het je onbewust toch. Na twee uur gesjouw met dode dieren en emmers organen liggen overal grote plassen bloed en is de intensiteit van het spektakel langzaam maar genadeloos opgevoerd. Het varken ligt inmiddels ondersteboven vastgebonden op het lichaam van de vrouw. Zes, acht dienaren staan over het beest gebogen. Vier houden het uiteengereten lichaam open, de anderen gooien alle ingewanden terug, en maken woest masserende bewegingen. Als een troep aasgieren op een prooi, maar op hetzelfde moment ook weer niet wreed. Het is geen walging, niet eens echt ongemak, maar een onbestemde fysieke reactie. Het is wonderlijk hoe de geur van bloed in je jas kan trekken, in je neus, tussen je tanden. Twee dagen later is het er nog steeds. Geen nachtmerries, gewoon soms een vleugje Nitsch.