woensdag, augustus 26, 2009

Hakken op Lowlands: Hooold me now!



Het allerlaatste moment van Lowlands 2009: "De Darkraver heeft nog nooooooit gecrowdsurft!" MC Ruffian weet dat het publiek in de X-Ray er klaar voor is om de hardcore dj op handen de tent uit te dragen. Het is kwart voor vijf op zondagavond, na drie dagen feesten worden de laatste kruimels van de Lowlands-koek verorberd. De Darkraver komt tot twee derde, maar Ruffian zelf wordt onder luid gejuich tot zeker tien meter buiten de tent gedragen. De laatste hardcore kicks sterven weg.

Beroemd incident uit de Lowlands-geschiedenis: direct vanaf het begin van zijn set op Lowlands 1997 wordt gabber-dj Dano bekogeld met bier en uitgejoeld. Einde experiment. Dano pakte zijn platenkoffer en vertrok. Geen kleine jongen, die Dano. Samen met Buzz Fuzz, Gizmo en The Prophet vormde hij The Dreamteam, een koningskwartet dat de show stal op grote ID&T feesten als Thunderdome en Mysteryland. Gabber is op dat moment booming, en Lowlands reserveert de Alpha-tent. Het festival staat bekend als een plek waar alles kan. House maakte er voor de cross-over naar het alternatieve rockpubliek, en eind jaren negentig kon je zo van de hipste band in een keer bij de goedkoopste smartlappenact belanden. Maar gabber, dat ging te ver.

Gabber, de meest demente vorm van dansmuziek. Voer voor kaalgeschoren, doorgesnoven idioten. Domme muziek zonder enige vorm van subtiliteit, met hersenloze teksten. Hooliganmuziek voor mensen die geen maat kunnen houden in het leven. Zo staat gabber sinds de jaren negentig bekend. Deels terecht natuurlijk. Eerlijk is eerlijk, je komt de intellectuele elite niet tegen op Thunderdome. Verrassend aardige mensen zijn het vaak wel. Voor je het weet vertellen ze je hun levensverhaal. Dat zijn niet zelden ontroerende verhalen.

Op Sensation Black ontmoette ik eens een 19-jarige jongen die op zijn 13e voor zijn moeder meegenomen werd naar zijn eerste technofeestje. Zijn moeder was nogal een type, vertelde hij. Gebruikte drugs, werkte zelfs een tijdje in een striptent, en scheidde van zijn vader. Versleet daarna verschillende kerels, maar pas de vijfde had een klik met zoonlief. En die vijfde, die was nu net deze week overleden aan kanker. Bizar verhaal, maar ik zag dat het waar was. Ik wist niet zo goed wat ik moest zeggen. Misschien had ik het geweten als ik de juiste drugs gebruikt had, maar nu kon ik niet zo veel meer dan knullig zeggen dat ik het verschrikkelijk voor hem vond.

Mij zul je niet horen zeggen dat de clichés over hardcore niet waar zijn. Dat zijn ze namelijk heel vaak wel. Maar het is ook leuk om te zien dat langzamerhand steeds meer aandacht komt voor de andere kant. Want precies zoals gabbers niet alleen maar nare mensen zijn, is hardcore geen muziek die gemeden moet worden als de pest. Dé doorbraak was de boeking van DJ Promo, vorig jaar op Lowlands. In maart liet hij zich op 3VOOR12 ontvallen dat Lowlands hem niet durfde te boeken. Onder het artikel doken alweer de voorspelbare reacties op: je hebt helemaal niets te zoeken op Lowlands vriend. Mensen zouden wel klaar staan met meters bier. Niets daarvan op die avond in de X-ray tent. Promo draaide na Bong-ra een echte vijfsterrenset. Breakbeat, loeiharde breakcore, drum 'n bass, hiphop, rave, van alles zat er in. Maar tent ging vooral kapot op de hardcore kicks.

Dit jaar was Promo gepromoveerd naar de grote Bravo-tent, met een speciaal project in samenwerking met hiphoplabel Top-Notch. Strikt genomen niet echt hardcore maar meer heel harde hiphop, maar dat deed er niet toe. Ik was er zelf niet bij, maar als ik het goed begrepen heb was de animo groot en de show een succes. In elk geval waren er zoveel mensen dat Opposites-rapper Big2 helemaal tot achterin de tent kon crowdsurfen. Vroeg op de zondag stond ook het Amsterdam gabberpunkduo Aux Raus voor de tweede keer op de Lowlands-planken. Uit de alternatieve rock hoek, maar mede verantwoordelijk voor de coolfactor die gabber ineens heeft.

Op zondagavond vond in de India-tent het jaarlijkse polkafestijn met Kees van Hondt plaats. Dronken Lowlanders dansten met losgerukte planten boven hun hoofd op een balkanversie van de Pippi Langkous tune. Als dat mag, dan mag de Darkraver ook. "Hoooooold me now", klinkt het in de X-ray. "I really want to say I'm soooorry", brult de hele loods terug. En daar is weer die hardcore kick. Even later een vergabberde versie van Cranberries-klassieker Zombie, en iets van Red Hot Chili Peppers. Darkraver doet zijn reputatie als platte dj eer aan, maar wat een ontlading in die laatste uurtjes. Tijd voor een mooi feestje op Amsterdam Dance Event?

maandag, augustus 17, 2009

Mad Men: verhalen van gelukmakers



Mad Men, seizoen 2, aflevering 3: de eerste keer dat Don Draper een complimentje geeft. De eerste keer dat het mij opviel in elk geval. Het is een subtiele 'well done' bij het uitlopen van de vergaderruimte, met een licht klopje op de schouder, maar het is onmiskenbaar. De gelukkige is Harry Crane, een sullige, jonge medewerker van reclamebureau Sterling Cooper. Hij verdient minder dan zijn snelle leeftijdgenoten (zag hij toen hij 'per ongeluk' de paycheck van een collega opende) en heeft ook minder briljante invallen, maar vandaag had hij het goed begrepen.

Het geval: een vriend bij tv-zender CBS had de grootste moeite om adverteerders te vinden bij een advocatenserie. De scenarioschrijvers hadden de zender opgezadeld met een taai onderwerp: abortus. Crane ziet de ideale combinatie: Belle Jolie Lipstick. Misschien niet de meest voor de hand liggende combinatie, maar de logica is simpel: jonge vrouwen zullen koste wat kost de controversiële aflevering willen zien.

Don Draper, de grote man in het bedrijf, geeft geen complimentjes. Niet op zijn werk, en ook niet aan zijn naïeve vrouw Betty. Draper is een berekenende strateeg die meerdere geheimen te verbergen heeft. Als het nodig is, zet hij daarvoor zijn secretaresse zonder pardon op straat. Dat kan hij allemaal maken. In zijn bedrijf is hij machtig en creatief, in het leven is hij charmant. Hij beschikt over het essentiële talent: hij begrijpt de psychologie van de massa.

"Happiness is the smell of a new car", zegt Don Draper ergens in het eerste seizoen. Een paar afleveringen later zegt hij het nog treffender, tegen een van zijn geheime vrouwen: "Wat jij liefde noemt is bedacht door mannen als ik, om panty's te verkopen". Het is een ontluisterend idee, maar wel een soort van waar. Niet toevallig heeft scenarioschrijver Matthew Weiner zijn fictieve reclamebureau gesitueerd aan het begin van de jaren zestig. TV breekt door, de welvaart neemt toe, en wie de combinatie tussen die twee begrijpt, kan profiteren. De American Dream is in de handen van marketeers. Grappig en veelzeggend dat de legendarische verkiezingsavond tussen Nixon en Kennedy op het kantoor van Sterling Cooper verzandt in een zuip- en neukfestijn.

Hoewel het internet een en ander veranderd heeft aan de grip van de commercie - het aanbod is enorm gegroeid, het publiek versplinterd - is aan die situatie niet wezenlijk iets veranderd. Mede daardoor is Mad Men zo'n hit. Het is een mooie traditie in de Amerikaanse tv-series: een goed verhaal staat niet op zich, het vertelt ergens op de achtergrond van alles over ons, over de maatschappij, over wat wij normaal vinden en abnormaal. De ontbijttafelperikelen van een maffiabaas, de politieke spelletjes rond de bestrijding van drugsbendes in Amerikaanse achterwijken, nu dus de dromen en ambities van de mannen die voor ons bedenken hoe geluk eruit ziet.
Nu hun eigen geluk nog.

donderdag, augustus 13, 2009

Elvis, de King of Pop



"Misschien houden de mensen toch niet zo van Elvis", liet Idol-turned-presentator Jamai zich afgelopen week op radio 538 ontvallen. Dat zou de reden moeten zijn voor het falen van zijn programma Waar Is Elvis?. Minder dan 300.000 mensen keken naar de tweede aflevering. Was niet zo'n slimme zet, je eigen flop goedpraten over de rug van de King. Peter Haan, voorzitter van fanclub It's Elvis Time, reageert in de Telegraaf als door een wesp gestoken. "Ik zag de bui al hangen toen mensen van de productie bij ons kwamen. Of we als fanclub Elvis-maskertjes, Elvis-pruiken en Elvis-brillen konden leveren. Aan die flauwekul willen we niet meedoen."

Echte Elvis-fans kijken met walging naar het programma, beweert Haan. Tenenkrommend, 45 seconden brokjes liedjes, giebelende grappenmakerij en onzinnige quizvragen. Daar hoeft dus alvast niet over gediscussieerd te worden. Waar Is Elvis? is een suf karaokeprogramma, waarin het publiek belachelijke Vegas-brilletjes draagt en seksloze dikzakken hun heupen wiegen op Hound Dog. Bovendien is het eigenlijk een commercial van drie kwartier, een lokkertje voor de Joop van den Ende musical: All Shook Up, Love Me Tender.

Toch, als er één artiest is waar dit soort gekdoenerij bij hoort, dan is het wel Elvis Presley. Fans die nog steeds niet geloven dat hij dood is, imitators in witte jumpsuits, bedevaartstochten naar Graceland, het hoort er allemaal bij. Bij mij om de hoek op de Amsterdamsestraatweg in Utrecht zit een Presley-winkel, de Elvis Corner, een ietwat vale bordkartonnen beeltenis in de etalage. Inderdaad, een zaakje dat alleen maar Elvis-spullen verkoopt. Terwijl overal in het land goede platenzaken failliet gaan, zit die winkel daar al bijna vijf jaar. Ik heb er nog nooit iemand binnen gezien, en je zou denken dat ze vooral leven van internetbestellingen, maar eigenaar Johan van Wezel beweert dat zijn omzet vooral uit de winkel komt.

Ik ben er al vaak langs gekomen, maar ben deze week pas voor het eerst binnen gestapt. Je weet niet wat je ziet. Elvis asbakken, oorbellen, action figures, dekbedovertrekken, pepermuntjes, paraplu's, Blue Suede Chardonnay en Jailhouse Rock Merlot. En toch word je in die winkel niet overvallen door de walging die opkomt bij het programma. Dat komt door die enorme bakken met cd's, de exclusieve 7 inch singles, gouden platen, rijen vol LP's en zeker 100 verschillende dvd's. De bekende albums staan er in veelvoud. Persingen uit Japan, Australië, Amerika. Alles kun je er vinden, zelfs de soloplaten van zijn achtergrondzangeressen.

Ergens ligt een grens tussen verzamelwoede en flauwe carnavalsuitdossingen. Echte fans willen blind alles hebben wat er is van hun artiest. Een echte fan koopt ook de afschuwelijke platen die zijn idool in zijn nadagen maakt. Albums die hij misschien wel nooit voor zijn plezier opzet, maar die de collectie compleet moeten maken en de honger weer even stillen. Fans dragen hun liefde voor een artiest uit door te consumeren. En als de muziek op is, dan maar een mok. Het heeft iets aandoenlijks. En hoe meer goede muziek een artiest gemaakt heeft, hoe meer crap de fans zich laten welgevallen. Ik zeg dat met een mengeling van begrip en onbegrip.

Maar wat is dan het verschil met dat programma? Echte liefde? Authenticiteit? Een fles Blue Suede Chardonnay kun je moeilijk authentiek noemen. Hij komt niet eens uit Memphis, maar uit Californië! Het verschil is eigenlijk niet uit te leggen, maar voor de echte fan moeiteloos te voelen. Een ding is zeker: Waar Is Elvis? is niet gemaakt met liefde voor Elvis Presley, maar met liefde voor entertainment. Het is geen popmuziekprogramma, maar een niet al te doordachte gezelligheidsrevue. Lekker meezingen op vrijdagavond, het bleek de afgelopen jaren de kip met de gouden eieren. Elvis heeft toevallig een groot arsenaal hits om uit te putten, maar het had ook iemand anders kunnen zijn.

Michael Jackson bijvoorbeeld. Je hoort ze knarsetanden op de RTL-redactie, een maandje voor het programma begint. Jamai kan zijn teleurstelling niet verhullen. In hetzelfde interview op radio 538 zei hij: "We hebben een programma over de King, Elvis, dan is net Michael Jackson overleden. Dan ligt de focus meer daarop." Het kan geen toeval zijn: terwijl ik me in de Elvis Corner sta te vergapen aan een zilveren beeldje van Elvis' '68 Comeback, loopt buiten mijn zicht een moeder maar haar zoontje langs de winkel. "Kijk", zegt ze, "Elvis. Dat is de King of Pop." Zoontje corrigeert: "Dat is toch Michael Jackson?"

Aanstaande zondag is Elvis 32 jaar dood. De eigenaar van die winkel aan de Amsterdamsestraatweg in Utrecht is nog niet eens zo oud. Zondag zullen waarschijnlijk weer duizenden fans samenkomen bij Graceland. Jamai bedoelde het niet zo, praat collega-presentator Gordon recht. Natuurlijk houden mensen van The King Of Rock 'n Roll. Ik hoop dat vrijdag nog minder mensen naar het programma kijken. Deze week wel pas na de film, in plaats van op prime time.

zaterdag, augustus 08, 2009

Everybody likes Björgvin, but not his music



Over de bergen met Sigur Rós, langs de kust met Björk, door de zeikregen met Mugison: de soundtrack voor twee weken IJsland ligt voor de hand. Voor zo’n klein land heeft het eiland een onwaarschijnlijke productiviteit en een sterke muzikale identiteit. Muziek die net zo ondoordringbaar is als grote delen van het land, die sterk leunt op sfeer, een mystiek tintje heeft of je dwingt je omgeving in slow motion te bekijken. Goede smaak duikt op de meest onverwachte momenten op. De eigenaar van een tankstation naast het afgelegen Asbyrgi gebergte knikt goedkeurend als ik een plaat van Jóhann Jóhannsson uit zijn tweedehands bak vis. Eén maal Englaborn en twee daghappen chicken meat balls met rijst.

Maar veertien dagen rijden van hotel naar hotel opent ook een totaal andere wereld. Een wereld die niets te maken heeft met mysterie en eigenheid. Middle of the road pop in IJsland, het bestaat. En hoe. De raadselachtige geluiden van Múm wekken bij de bussen vol Duitse toeristen natuurlijk niet bepaald de eetlust op. In de ontbijtzalen en restaurants door het land klinken de geijkte panfluitindianen met synthesizers en de klassieke strijkkwartetjes, maar vooral heel veel IJslandse muziek.

De ene keer is het de radio, de andere keer een compilatie, lastig om de vinger op te leggen in elk geval. Eén keer zie ik mijn kans schoon. In de ontbijtzaal van paardenmanege Gauksmýri. De cd is afgelopen, en ik zit naast de speler. The Best Of Björgvin Halldórsson, zo blijkt. Nooit van gehoord natuurlijk, maar dat blijkt aan mij te liggen. Een snelle zoekactie op de kreunende wifi vertelt dat de beste man afkomstig is uit Hafnarfjördur, een voorstadje van Reykjavik, dat zijn dochter ook een bekende zangeres is en dat hij al minstens tien platen op zijn naam heeft staan.

Björgvin Halldórsson groeit de rest van onze reis uit tot een fenomeen. Elk gezichtloze popliedje wordt gebombardeerd tot een Björgvin-compositie. Hij duikt op met sixties rock ’n roll deuntjes, in duet met de IJslandse Celine Dion, als bronstige countryzanger, als crooner, in IJslandse kopieën van bekende wereldhits, zelfs als twee Alpen-zusjes met appelwangen. Björgvin, de alom tegenwoordige koning van de middelmaat.

Terug in Reykjavik, na twee weken, blijkt de grote ster geen fata morgana. Hij bestaat echt, en hij is all over the place. Net als Marco en Dré heeft Björgvin tegenwoordig genoeg aan zijn voornaam. Hij heeft net een countryplaat uit, die in elke platenwinkel te vinden is. Hij draagt een hoed, zoals Hazes in zijn nadagen, heeft een norse Johnny Cash blik en een cactus op zijn hoes. Niet dat er cactussen groeien op IJsland, maar mos ziet er niet uit op zo’n albumcover.

Tónar 12, de beste platenzaak van Reykjavik, heeft geen vakje Halldórsson. Zijn nieuwe plaat hebben ze wel, maar alleen onder de toonbank. “Everybody likes Björgvin, but not his music”, zegt een medewerker van de winkel. Tónar 12 is een platenzaak zoals je zou willen dat ze allemaal waren. Ze hebben er een enorme collectie fluisterpop, modern klassiek en folk, en zelfs een genre dat ze nergens anders hebben: viking ambient. In de winkel draait het solo-album van Jónsi Birgisson van Sigur Rós, dat vooral bestaat uit mistige geluidsflarden. Achter in de winkel kun je op je gemak hele stapels cd’s beluisteren, met een kopje espresso erbij.

“Björgvin zit al veertig jaar in het vak”, zegt de medewerker. “Iedereen kent hem. Hij is een heel grappige persoonlijkheid. In de jaren zeventig was hij een popicoon. Meisjes werden helemaal wild van hem. Op een gegeven moment brak hij de helft van een van zijn tanden af. Dat vond hij mooi. Vervolgens deed iedereen hem na.”

Bij de commerciële zaak een paar straten verderop toch een plaat aangeschaft, voor 859 kronen. Dat is een schijntje na de crisis. Hij heet Á Hverju Kvöldi. Thuis maar eens opzoeken wat het betekent. Het is een klassieker, ongetwijfeld, uit 1982. Björgvin leunt ontspannen op een piano, met gelakte schoenen en een rode trui met muzieknoten, die ook Tom Jones goed gestaan zou hebben. Björgvin, de man die alles kan.

vrijdag, augustus 07, 2009

Árnanes: velcome to dinner



Wat brengt mensen tot het besluit een plattelandshotel te beginnen? Ver weg van alles, 24 uur per dag beschikbaar? Voor veel IJslanders buiten de hoofdstad lijkt zoiets niet zozeer een besluit. Wie het land door rijdt, over de ringweg, ziet overal familiebedrijfjes. Vissers, supermarkten, hotels. In Hotel Reykjanes, een godvergeten punt in de West-Fjorden, sjokt een jongen van twintig door de lege ontbijtzaal. Een bord soep met wat brood is er nog wel te krijgen, het laatste in de komende 100 kilometer. Verderop, bij de benzinepomp, een man met exact dezelfde gezichtsuitdrukking, maar dan 25 jaar doorleefder.

Precies aan de andere kant van het land, vlakbij de kleine vissersnederzetting Höfn, staat het gasthuis Árnanes. Je kunt er slapen, een paard huren, de hond aaien en vooral: eten. Asmundur Gislason, de lange gastheer van Árnanes, houdt er voor IJslandse begrippen een flamboyante werkstijl op na. Hij begroet zijn gasten met een zondagse das en een zwierig “Velcome to dinner” en serveert drie gerechten. “Fiesj, lasaanja wietout miet and traditional Icelandic lamb soup. You can ‘ave as moetsh as you like of that.” De bedoeling is eigenlijk dat je kiest voor het laatste: een heldere soep met vlees, groenten en aardappelen, waarvan je je inderdaad kunt voorstellen dat ze het al in de middeleeuwse turfhutjes aten.

Ruim vijftien jaar geleden begon Asmundur het gasthuis samen met zijn vrouw Helga. Ze hadden een carrière in het onderwijs en de gezondheidszorg achter de rug en stortten zich op het knusse plaatsje onder de Vatnajökull. Die monster van een gletsjer/vulkaan – zo groot als half Nederland – zorgde er eeuwenlang voor dat het zuidoosten van het land nauwelijks te bereiken was. Pas in 1974 werd de ringweg er voltooid. In 1996 kon men opnieuw beginnen na een vernietigende vloedgolf. In al zijn ruwheid is het ook een van de meest boeiende gebieden van het land. Helga zette de afgelopen winters haar kwast op het canvas om het vast te leggen. De resultaten hangen in het restaurant: bonte bergen en watervallen.

Twee Italianen maken een foto van het brood. Het brood van Árnanes is deel van het entertainment. “There ies a stone inside, to keep iet warm. We heet it up 300 degrees.” Van achter de bar klinkt het vrolijke geklik van halve liter blikken Viking bier. Asmundur opent ze alsof het flessen champagne zijn. Het restaurant is het terrein van de gastheer, die druk in de weer is met van alles, voortdurend vergeet wat hij ook alweer aan het halen was – de wijnkaart dus – maar met zijn charmes iedere gast een toetje – traditional Icelandic skyr natuurlijk – aan weet te praten. In de keuken werken twee vrouwen, die heel af en toe een bord mogen komen brengen.

Die twee vrouwen in de keuken blijven anoniem en ook wat mysterieus. Asmundurs vrouw Helga is er in elk geval niet bij, want zij overleed een paar maanden geleden. Naast de receptie hangt een foto. Maart 2009, bijna 61. Wat er gebeurd is, staat er niet bij. In het foldertje staat ze nog vrolijk en wel. Vragen doe je het natuurlijk ook niet. Niet tijdens het diner. Daar sta je dan, in je gezellige boerderijhotel met je persoonlijke benadering, dag in dag uit de ambachtelijke lamssoep aan te prijzen. De kinderen oud genoeg om alleen gelaten te worden, carrièreambities opgedroogd, klaar om mensen op te vangen in het indrukwekkende niets van de zuidkust. Zou het pensioen een paar maanden eerder ook als sneeuw voor de zon verdwenen zijn?