woensdag, mei 19, 2010

Spotify: honger naar muziek, klaar met de drager


Het is natuurlijk mijn eigen schuld, dat weet ik ook wel. Ik heb al anderhalf jaar mijn cd's niet op volgorde gezet. Nu, met een nieuwe kast in de woonkamer, ontkom ik er niet meer aan. Die ellendige plastic gevallen, die stoffige, bekraste digipacks, cd's zonder doosje, doosjes zonder cd's, albumhoezen die ontworpen zijn voor vinyl maar gedegradeerd tot een cd-hoesje. Je mag me een slechte muziekverzamelaar noemen. Maanden lang liet ik de stapels gestaag groeien zonder in te grijpen, en daar pluk ik nu de zure vruchten van. Je zou haast denken dat ik zo'n verbitterde muziekjournalist ben die alles wel zo'n beetje gehoord heeft. Niets is minder waar, durf ik onbescheiden te zeggen. Honger naar muziek, klaar met de drager.

Een paar jaar geleden zag ik op de halfjaarlijkse Platenbeurs in de Utrechtse Jaarbeurs een banaan op een wit vierkant hangen. Velvet Underground in 3D, 185 euro. Een knipoog van twee Duitse handelaren naar de cultus van de limited edition. Het zou me niet verbazen als ze elke week bij de groenteboer nieuwe bananen aanschaften voor een verse hoes. Op hun kraam verkochten ze natuurlijk echte verzamelobjecten: welriekend vinyl, picture discs, handgenummerde klaphoezen. Het is natuurlijk holle romantiek, dat verzamelen. Het doet me denken aan de verzameling bloedslides van seriemoordenaar Dexter uit de gelijknamige tv-serie. Van ieder slachtoffer neemt hij een druppel bloed af, die hij tussen twee glazen plaatjes legt en in een doosje stopt. Dat doosje verstopt hij in zijn airconditioning. Op rustige momenten, als niemand kijkt, laat hij zijn vinger er overheen glijden, en dan maken ze een geruststellend, ratelend geluid.

Precies zo kan een muziekverzamelaar uren voor zijn kast staan en zijn vingers over de ruggen laten glijden. Er zijn vele manieren om je muziekcollectie te ordenen. Alfabetisch, chronologisch, autobiografisch. Met veel liefde schikken en herschikken mensen kasten vol muziek, om zo terloops albums tegen te komen waarvan ze alweer vergeten waren dat ze er waren. Muziekliefhebbers voelen zich thuis bij de muffige geur die hangt in tweedehands vinylzaken. Ze houden van het omdraaien van de plaat, van het neerzetten van de naald en het kraken voor de muziek daadwerkelijk begint. Nee, laat ik omschakelen van 'ze' naar 'we'. 'We' willen een muur vol platen. 'We' willen ze overal tegenkomen, op de eettafel, in de slaapkamer, in de servieskast. Gebakken lucht, allemaal secundair, maar dat weten we, en we koesteren het. Muziek kopen is een verslaving. Maar echt: je kunt een dag lang rondlopen met een dwingend gevoel dat je iets móet kopen, en overvallen worden door de nutteloosheid als je weer een stapel naar je toch al veel te grote verzameling sleept.

En dan die hoezen. Er zijn geweldige en beroemde hoezen gemaakt, die muziek karakter en uitstraling gaven. Van prachtige jazz-foto's in de jaren 50 tot cult-horror heavy metal en new wave minimalisme. Dat veranderde niet met de opkomst van dat ellendig kleine rotding: de cd. De afgelopen jaren is een nog kleiner medium de standaard geworden: de iPod. Vier vierkante centimeter is de standaard. Een belediging. En toch, ik ruil die ouderwetse romantiek graag in voor dat andere droombeeld dat ineens dichtbij komt: de ultieme bibliotheek, waar alles in staat wat je maar kunt bedenken. Er is deze week een hosanna-stemming over Spotify, de Zweedse streamingdienst. Ik doe er voorzichtig aan mee, ook al is de collectie nog niet perfect. Maar op dit moment komt er niets dichter bij de bibliotheek van Alexandrië.

Sceptici vallen tot nu toe vooral over het financiële verhaal van de site. Terecht, want Spotify zou best een fata morgana kunnen zijn die over een paar jaar weer verdwenen is. Maar vandaag kwam ineens een ander geluid langs. De snik van de weemoed, geuit door Marc Brekelmans van Muziek.nl. Hij vergelijkt Spotify met een buffetrestaurant, all-you-can-eat. Die vergelijking wordt vaker gemaakt, maar nooit zo negatief. “Het aanbod is enorm – meer dan je op kunt – maar de kwaliteit stelt ondanks de juiste ingrediënten enigszins teleur. Het eten mist de verfijning die een goed restaurant kenmerkt, waardoor je de zaak toch met een onbevredigend gevoel verlaat.”

Het momentje tussen de man en zijn platenwinkel staat onder druk. De liefdesband die een muziekliefhebber aangaat met zijn plaat, vanaf het moment dat hij het prijsje verwijdert, ruikt aan de inkt in het boekje en het schijfje voor het eerst in de speler plaatst. Muziek wordt een 'verbruiksproduct', schrijft Marc Brekelmans. Een one-night-stand, trouweloze lust, een snelle hap. Ik denk dat dat onzin is. Ik denk dat de liefde voor muziek geen greintje vermindert in deze tijd van overvloed. Integendeel: het is een verpletterende, tintelende gedachte dat er op deze wereld meer mooie muziek is dan je op kunt.

maandag, mei 10, 2010

Giro d'Italia: de keiharde vluchtheuvels van Houten


Als geallieerden op het strand van Normandië sloegen de renners van de Giro d'Italia gisteren te pletter op de vluchtheuvels van Houten. Een voor een gingen ze plat op de neus op de Rondweg van het grootste slaapstadje van Nederland. Ik kan het weten, want ik bracht er mijn jeugd door. Houten, zo dicht bij Utrecht dat de levensvatbaarheid van een kroeg nihil is. Een plaatsje waar mensen gaan wonen op het moment dat ze andere prioriteiten stellen in het leven. Juist het meest gevaarloze dorp van Nederland zorgde ervoor dat de eerste rit van de ronde geen voorspelbare massasprint werd, maar een opwindende koers. “De meest belachelijke en gevaarlijke koers die ik ooit heb gereden”, zei Australiër Cadel Evans nadat hij het roze tricot aangetrokken had.

In mijn tijd vond je het gevaar in Houten alleen bij metalbands op zaterdagavond. Ze speelden in het Katholieke jongerencentrum in het oude dorp. Meestal waren er te weinig mensen om te stage diven, maar dan verzamelden zich vijftien jongens voor het podium om te vangen. Dat ging doorgaans met beleid. Geen salto's, maar rustig laten vallen. Toch durfde ik nooit, en ik kreeg gelijk toen een van de springers dusdanig lelijk op de grond viel dat zijn arm leek op het befaamde Zorro-teken. Zelf wist ik niet hoe ik een gitaar vast moest houden, dus op feestjes vertelde ik maar dat ik triangel speelde, wat tot mijn grote verbazing vooral meisjes daadwerkelijk geloofden. Ze zullen vast gedacht hebben: een grap kan het niet zijn, daar is het niet grappig genoeg voor. Ik heb een keer daadwerkelijk met het instrument op het podium gestaan. Dat viel nog niet mee, want bij elke slag draaide het touwtje in de knoop.

Stiekem vervulde het me met trots dat Houten zich opwierp als het taaiste stuk van de koers. Houten, het dorpje waar ik op Koninginnedag met een lampion in optocht naar de recreatieplas liep. Dezelfde recreatieplas waar ik later met goedkope Italiaanse wijn een keer de nacht doorbracht tot het licht werd. Net buiten die Rondweg, op loopafstand van die vermaledijde vluchtheuvel, stookten we kampvuren en maakten we grappen over Maarten, de figurant. Hij was er altijd bij, maar in niemands leven speelde hij de hoofdrol. Hij probeerde het altijd wel, maar zijn grappen maakten noch op de jongens noch op de meisjes indruk. Meestal werd hij het meest dronken van allemaal, en dan maakte het hem niet meer uit. Op het eind piste hij dan het vuur uit en juichte iedereen. Jaren later zag ik op Hyves dat hij het leger in gegaan is.

Dat juist daar de eerste favorieten sneuvelden, was goed. Eén renner reed zelfs rond met een half broekje fladderend rond zijn naakte bil, als aangeschoten wild. Uitgerekend in Houten, veilige fietsstad. Windstil dorpje, mooi gereguleerd. Houten, als je het daar kunt, kun je het overal. Natuurlijk ben ik er op zeker moment vertrokken en zwoer ik er nooit van mijn leven meer te gaan wonen. Maar de standvastige vluchtheuvels wisten van geen wijken en hebben één ding afgedwongen: respect.

maandag, mei 03, 2010

Juichen voor de tegenstander: waarom hartgrondige rivaliteit niet lelijk is



Schande, schande, schande. Gebrek aan zelfrespect, schaamteloos. De uit-supporters van Feyenoord die juichten voor de goals van Twente tegen hun club hebben de afgelopen weken de volle laag gekregen. Erger nog was het dat fans tijdens de training hun spelers al gewaarschuwd hadden dat een overwinning in Enschede niet op prijs gesteld werd. Zoiets doe je niet, vinden veel mensen. Je dient je sportieve plicht te vervullen, luidt het veel gehoorde credo van de laatste speelronden. Maar de Feyenoord fans zijn niet uniek. Dit weekend juichte het hele stadion van Lazio Roma, zo'n 32.000 mensen, voor de twee goals van Inter tegen hun club. Er zijn zelfs voorzichtige fluitconcerten te horen bij doelpogingen van de eigen club. En dat terwijl Lazio met nog twee wedstrijden te gaan maar vijf punten boven de degradatiestreep staat.

Het is een idioot gezicht, zo'n heel stadion dat werkelijk ontploft bij de 0-1. Een beetje lachwekkend zelfs. De ploeg uit Milaan staat twee punten voor op Lazio's aartsrivaal AS Roma, en dat willen de lichtblauwen graag zo houden. "Dit is een nederlaag voor het voetbal, ik wist echt niet wat ik zag", zegt Gian Paolo Montali, sportief directeur van AS Roma op Goal.com. "Ik vond het een beetje gênant voor Inter en José Mourinho, zij hebben hier niets mee te maken." Het komt zo'n beetje op hetzelfde neer als wat Toby Alderweireld zei na Twente – Feyenoord. “Ook al is er grote rivaliteit, je moet je sportieve plicht vervullen. Nu dat niet is gebeurd, leeft het heel erg in de groep om ze tijdens de bekerfinale op te vreten. En dat gaan we doen. Het wordt een warm onthaal.”

Ook gisteren werd in de Kuip hard gejuicht toen Twente scoorde in Breda. Harder dan voor de zes goals van Feyenoord zelf, vertelde Tom Egbers. Hij sprak er schande van. Je kunt toch ook vóór een club zijn? Toch was Rotterdam-Zuid lang niet de enige neutrale plek waar de gedachten meer bij die andere wedstrijden waren. Ook in Galgenwaard sprongen de mensen een gat in de lucht bij de goals van Ruiz en Stoch. Vitesse kwam tegen Utrecht terug van 2-0 tot 2-2, maar niemand vond het echt erg. Vooruit, des keizers baard hadden ze graag gewonnen, maar iedereen ging uiteindelijk toch met een overwinningsgevoel naar huis. En dat zal bij AZ vast ook zo geweest zijn, misschien zelfs wel bij NAC. Bij NEC was dat zeker het geval. Daar hief men bij een 0-4 achterstand het lied aan: “Siem de Jong je broer wordt kampioen”. Zo veel als men Twente de overwinning gunde, zo veel gunt men Ajax het verlies.

Is dat een schande? Ik zag gisteren Ajax-fans twitteren over gebrek aan respect voor de grootste club van Nederland. Zij konden immers ook grootmoedig blij zijn voor Twente. Maar zo werkt het niet en zo hoort het ook niet te werken. Diepgewortelde rivaliteit in de sport is het mooiste wat er is. In Engeland is iedereen die niet voor Man United is keihard tegen. Als Ajax (op zijn Utrechts: Ajakkes) wint in Utrecht zijn dat drie punten voor Amsterdam, wint Utrecht, dan praten mensen over de wedstrijd van het jaar. Dat de rivaliteit niet wederzijds is, doet daar helemaal niets aan af. Calimero-gedrag, zeggen Ajax-supporters denigrerend. Natuurlijk is het dat. Dat is het bij Feyenoord al helemaal. Volkomen irrationeel, kinderachtig, etcetera. Prachtig.

Op een Ajax-forum spreken Ajacieden hun verbijstering uit over het gedrag van laag geklasseerde tegenstanders gisteren. In Groningen bijvoorbeeld mogen ze best een beetje dankbaar zijn, zo luidt de redenering. Ajax heeft per slot van rekening een prachtige prijs betaald voor Suarez, voor Silva, voor Lindgren. Het staat er echt. Een prachtige prijs! Ajax heeft Groningen zijn lievelingsspelers afgenomen, maar daar wel netjes voor betaald. Wat moet het heerlijk zijn om elke week tegenstanders te treffen met het mes tussen de tanden. Geweld en kwetsende spreekkoren zijn wat mij betreft uit den boze, en daar gaat het natuurlijk vaak mis. Rivaliteit en wangedrag worden vaak met elkaar verward, en dat komt doordat ze inderdaad vaak in elkaar over lopen. Maar zolang het leuk blijft is er weinig mooier dan hartgrondige afkeer van een tegenstander.

Martin Jol begrijpt dat. De trainer van Ajax maakt zich niet druk om de diepgewortelde Ajax-haat. In tegendeel, hij koestert het. “Wij zijn Ajax”, zei hij zondag na de wedstrijd. “Dan weet je dat je vier miljoen supporters hebt en de rest tegen je is. Ik vind dat wel mooi. Dat hoort bij Ajax. Deze club krijgt geen hulp van anderen. Dat heeft wel iets, vind ik. Je bent voor of tegen Ajax. Hier in Nijmegen zijn ze dus tegen ons.” Het grappige is dat Jol in deze quote precies doet wat iedereen zo irriteert aan die club. Even verwijzen naar het feit dat Ajax de grootste club van Nederland is. Ajacieden waren gisteren vol lof over Jol's reactie na de wedstrijd. Kalm, realistisch, sportief. Terecht, dat deed hij goed. Maar tegenstanders van de club hoorden hem tussen de felicitaties door nog wel even zeggen dat Ajax veel meer doelpunten had gemaakt dan Twente en veel minder tegen gekregen had. Voor Ajacieden was er dit weekend tenminste één lichtpuntje gisteren: PSV werd geen kampioen.

zaterdag, mei 01, 2010

Hé, dat zijn Ray en Anita, die zijn tof!



Gisteren heb ik mijn Ray en Anita plakboek teruggevonden. Of plakboek: eigenlijk zijn het een stuk of wat A4'tjes met een hoesje er omheen. Als je de eerste pagina opslaat, lacht je een Hitkrant-kop tegemoet: Hé, dat zijn Ray en Anita, die zijn tof! En zo was het ook. Naast het zelf gemaakte shirt met het 2 Unlimited logo (erop geplakt met een strijkbout), was het plakboek het centrum van mijn fandom. Met veel liefde en Prittstift zitten de foto's vast geplakt, bijna recht. De cover ontwierp ik zelf: het 2 Unlimited logo als een soort Batsign, dat ik in de lucht kon projecteren. Ik geloof niet dat ik ooit serieus gedacht heb dat ze aan mijn raam zouden verschijnen, wel dat het helden waren.

Natuurlijk waren het helden. Hun ontdekking viel samen met mijn prille liefde voor de Top 40, en Ray en Anita waren daar de absolute koningen van. Meer nog waren ze dat in mijn eigen Top 40, die ik elke woensdag op de typemachine maakte. In feite haalde ik elke woensdag een Top 40 blaadje bij platenzaak The Jukebox (een kleine jongen met stekeltjeshaar achter de toonbank), die ik dan thuis in mijn eigen volgorde zette. Rode inkt voor de klapper van de week, Tipp-ex als het fout ging.

Ray en Anita konden rekenen op mijn volledige support. Hun singles kwamen altijd op 1 binnen in de tipparade, om vervolgens een week later iedereen opzij te schuiven in de echte lijst. Het moet bij No Limit geweest zijn dat ik geen genoegen meer nam met het simpelweg kronen tot nummer 1. Vanaf dat moment tikte ik een heel A4 vol met minnetjes, die bij elkaar de titel van de nummer 1 vormden. Een beetje geïnspireerd op de grote massa-bijeenkomsten in het verre Oosten, waar het portret van de Grote Leider afgebeeld werd door duizenden 'enthousiaste vrijwilligers'.

Ray en Anita kwamen ook vaak in Azië. Ze waren er razend populair. Waar niet?! Anita deed in interviews altijd een beetje laatdunkend over Aziaten, alsof het hele rare mensen waren. Hun beeld was waarschijnlijk nogal gekleurd door de vreemde tv-shows waar ze tien minuten van hun single mochten playbacken, om vervolgens schaapachtig te staan luisteren als een presentator leuke grapjes over ze maakte. Je kunt je er iets bij voorstellen, zo'n zaal bulderende Japannertjes. En Ray? Die vond het Chinees eten op de hoek in Amsterdam toch lekkerder.

Dat hij van de rest van de Aziatische geneugten wel pap luste, dat stond er in de Hitkrant niet bij, hoe trots de verslaggever ook pochte dat hij overal bij mocht zijn. Die verhalen kwamen pas veel later. Mij kon het eerlijk gezegd niets schelen. Eigenlijk vond ik Ray noch Anita tof, het ging mij puur om de muziek. Anderen zullen misschien opscheppen dat ze de vroege Wu Tang platen woordelijk mee konden rappen, ik kende de bijdrage van Ray in No Limit uit mijn hoofd. "Hard to the core, I feel the floor. When I'm on stage yo, ya answer more. I'm on the edge, I know the ledge, I work real hard to collect my cash." The hardest working man in show business, onze Ray.

Dat de ballads op de plaat niet veel soeps waren wist is natuurlijk. Maar de hits! Achter elkaar kwamen ze, en ik rende ervoor naar de platenzaak. Ik wilde ook best toegeven dat de derde en vierde single van elk album toch minder waren dan de eerste twee. The Magic Friend, Maximum Overdrive, Let The Beat Control Your Body. Eigenlijk was zelfs Tribal Dance al waardeloos, met die lelijke clip, die eruit zag alsof ie geschoten was onder de tropische waterval van Center Parks.

Toen ik twee jaar later naar 'goede muziek' begon te luisteren heb ik zonder al te veel nadenken twee van de drie 2 Unlimited klassiekers verkocht aan het iets minder slimme nichtje van iemand die ik kende. No Limits en The Real Thing, samen voor 15 gulden, dat leek me een goede deal voor zulke slechte muziek. Get Ready heb ik gehouden, daar zag ik meteen de cultstatus van in. Toen het duo uit elkaar ging kon ik al hartelijk lachen om de OOR-columnist die Ray's haar omschreef als een geopend blikje haricots verts en grappen maakte over zijn ongecontroleerde dansstijl. De wroeging kwam later. Ik heb nooit meer een cd verkocht die om wat voor reden dan ook uit de gratie gevallen was. Eens liefde, altijd liefde.