vrijdag, augustus 07, 2009

Árnanes: velcome to dinner



Wat brengt mensen tot het besluit een plattelandshotel te beginnen? Ver weg van alles, 24 uur per dag beschikbaar? Voor veel IJslanders buiten de hoofdstad lijkt zoiets niet zozeer een besluit. Wie het land door rijdt, over de ringweg, ziet overal familiebedrijfjes. Vissers, supermarkten, hotels. In Hotel Reykjanes, een godvergeten punt in de West-Fjorden, sjokt een jongen van twintig door de lege ontbijtzaal. Een bord soep met wat brood is er nog wel te krijgen, het laatste in de komende 100 kilometer. Verderop, bij de benzinepomp, een man met exact dezelfde gezichtsuitdrukking, maar dan 25 jaar doorleefder.

Precies aan de andere kant van het land, vlakbij de kleine vissersnederzetting Höfn, staat het gasthuis Árnanes. Je kunt er slapen, een paard huren, de hond aaien en vooral: eten. Asmundur Gislason, de lange gastheer van Árnanes, houdt er voor IJslandse begrippen een flamboyante werkstijl op na. Hij begroet zijn gasten met een zondagse das en een zwierig “Velcome to dinner” en serveert drie gerechten. “Fiesj, lasaanja wietout miet and traditional Icelandic lamb soup. You can ‘ave as moetsh as you like of that.” De bedoeling is eigenlijk dat je kiest voor het laatste: een heldere soep met vlees, groenten en aardappelen, waarvan je je inderdaad kunt voorstellen dat ze het al in de middeleeuwse turfhutjes aten.

Ruim vijftien jaar geleden begon Asmundur het gasthuis samen met zijn vrouw Helga. Ze hadden een carrière in het onderwijs en de gezondheidszorg achter de rug en stortten zich op het knusse plaatsje onder de Vatnajökull. Die monster van een gletsjer/vulkaan – zo groot als half Nederland – zorgde er eeuwenlang voor dat het zuidoosten van het land nauwelijks te bereiken was. Pas in 1974 werd de ringweg er voltooid. In 1996 kon men opnieuw beginnen na een vernietigende vloedgolf. In al zijn ruwheid is het ook een van de meest boeiende gebieden van het land. Helga zette de afgelopen winters haar kwast op het canvas om het vast te leggen. De resultaten hangen in het restaurant: bonte bergen en watervallen.

Twee Italianen maken een foto van het brood. Het brood van Árnanes is deel van het entertainment. “There ies a stone inside, to keep iet warm. We heet it up 300 degrees.” Van achter de bar klinkt het vrolijke geklik van halve liter blikken Viking bier. Asmundur opent ze alsof het flessen champagne zijn. Het restaurant is het terrein van de gastheer, die druk in de weer is met van alles, voortdurend vergeet wat hij ook alweer aan het halen was – de wijnkaart dus – maar met zijn charmes iedere gast een toetje – traditional Icelandic skyr natuurlijk – aan weet te praten. In de keuken werken twee vrouwen, die heel af en toe een bord mogen komen brengen.

Die twee vrouwen in de keuken blijven anoniem en ook wat mysterieus. Asmundurs vrouw Helga is er in elk geval niet bij, want zij overleed een paar maanden geleden. Naast de receptie hangt een foto. Maart 2009, bijna 61. Wat er gebeurd is, staat er niet bij. In het foldertje staat ze nog vrolijk en wel. Vragen doe je het natuurlijk ook niet. Niet tijdens het diner. Daar sta je dan, in je gezellige boerderijhotel met je persoonlijke benadering, dag in dag uit de ambachtelijke lamssoep aan te prijzen. De kinderen oud genoeg om alleen gelaten te worden, carrièreambities opgedroogd, klaar om mensen op te vangen in het indrukwekkende niets van de zuidkust. Zou het pensioen een paar maanden eerder ook als sneeuw voor de zon verdwenen zijn?

Geen opmerkingen: