zaterdag, augustus 28, 2010
We'll Live And Die In These Towns: Britpop in de jaren nul
Spotify playlist included.
The Futureheads? Na twee albums gedropt door hun label en daar nooit meer echt bovenop gekomen. Kaiser Chiefs? Dachten ten onrechte wel even drie albums in twee jaar te kunnen maken en zagen hun momentum verdwijnen als sneeuw voor de zon. The Fratellis? Is die tweede plaat echt uitgekomen? Bloc Party? Vergeten waar ze ook alweer goed in waren. The View? Hype gesmoord in een zakje coke.
Het gaat hard met de helden van de Britpop uit de jaren nul. Vijf jaar na Franz Ferdinand kunnen we al voorzichtig de balans opmaken. Jazeker, het is alweer vijf jaar geleden dat die vier art school types uit Glasgow de Britse popmuziek op hun kop zetten. Zij en The Libertines, die de naald-in-de-arm-variant vertegenwoordigden. Die twee waren dominant en maakten van het nieuwe decennium een tijd vol directe popsongs, soms rammelend, soms hoekig, vaak anti-pretentieus, in beide gevallen voornamelijk up tempo.
Het Amerikaanse indie-geweten Pitchfork moet van de meeste van die bands niets weten. Te eenvoudig, te weinig vernieuwend, en kom op, hoe kun je English lads überhaupt serieus nemen? Zonder alle muzikanten van Engeland eenvoudig over een kam te scheren: dat beeld klopt wel een beetje. Maar voor wie niet al te hoogdravende eisen aan de muziek stelt, waren de noughties in Engeland een uitstekende tijd. De stage divers bij Bromheads Jacket, de slipjes gooiende meisjes bij de Pigeon Detectives en The Kooks, de hoge hakken van The Long Blondes (die overigens helemaal niet blond zijn).
Ik had een stiekeme zwak voor The Enemy, een van de meest kansloze bands van de laatste tien jaar. Ik trof ze ooit op London Calling, Tom, Andy en Liam, drie jonge pikkies bij hun eerste optreden buiten Engeland. Twee maanden eerder verkochten ze nog televisies in een grauwe winkel in Coventry. Ze vonden alle fietsen in Amsterdam geweldig, maar vooral de meisjes met rokjes erop. Voor het optreden dronken ze niet, erna wel, met de fans. Dat was een regel, en ze hielden zich eraan. Een van die fans, met lang bruin, golvend haar, mocht aan het eind van de avond met de bassist mee naar de catacomben van Paradiso. Ik kreeg een zie-je-wel knipoog.
Muzikaal lieten ze zich voornamelijk inspireren door Kasabian: met de borst naar voren, versterker vol open ("waarom zou je hem zachter zetten dan hij kan?"), galm op de drums, spelen. De belangrijkste drijfveer om een band te beginnen: verveling. Hun album We'll Live And Die In These Towns was op een paar sterke songs na een nogal gemiddelde aangelegenheid, maar het kwam gewoon op nummer 1 binnen in de Britse charts. Op de hoes het gesloten rolluik van die vervloekte witgoedzaak. Ze hebben nog eens op Lowlands gespeeld - om half twaalf 's ochtends - en nog in de Melkweg, als ik het me goed herinner. Er is zelfs nog een tweede plaat uitgekomen, maar daar besteedde niemand aandacht meer aan. Het zou goed kunnen dat ze inmiddels gewoon weer in de winkel staan.
Zo zal het de meeste wel vergaan. Zo vergaat het immers de meeste bands in de hele popgeschiedenis. Natuurlijk zal er wel wat blijven hangen van die jaren van overvloed, al zie ik niet veel bands echt een oeuvre opbouwen. Ik zet mijn geld op Alex Turner en zet tegelijk 79 gitaarpopliedjes in een playlist die wat mij betreft de geschiedenisboeken in mogen.
Labels:
british invasion,
britpop,
engeland,
franz ferdinand,
london calling,
muziek,
playlist,
spotify,
the enemy
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten