dinsdag, augustus 31, 2010
Baantjer: De Cock in 400 woorden
Bekentenis: Appie Baantjer was mijn poort tot de literatuur. Ik haatte lezen. Maar echt. Plaatjesboeken, vooruit, maar letters, nee. Tot ik tijdens onze vakantie op Terschelling - ik moet 13 geweest zijn - ineens de hele bibliotheek van Midsland leeg las. Op een toeristenpasje, drie stuks per dag. Er zijn twee zekerheden in elke bibliotheek: het alfabet begint met Bertus Aafjes en er is altijd minimaal een boek van Baantjer aanwezig. De Cock En Een Duivels Complot. De Cock En De Dansende Dood. De Cock En De Dode Tempeliers. De Cock en Moord Op Bestelling. Wie had gedacht dat ik ooit nog eens Nederlands zou studeren.
En nu is hij dood. Hoe zal Appie Baantjer herinnerd worden? Niet als groot schrijver, maar als veelschrijver. Zeventig boekjes over een Amsterdamse rechercheur kalkte hij vol in 45 jaar. Dat is ruim anderhalf boek per jaar. In grote stapels lagen ze elke keer weer bij de Bruna's. Appie Baantjer was de AC/DC van de misdaadliteratuur. Hij schreef zeventig keer hetzelfde boek, andere dader, ander wapen. Altijd hetzelfde - haast tot op de bladzijde nauwkeurig - altijd klaar in 150 pagina's. En toch wist je nooit voor het einde wie het gedaan had.
Een ode aan de gigant A.J. Baantjer, De Cock lost een moord op in 400 woorden.
Het was een zwoele midzomeravond in Amsterdam. Rechercheur De Cock (met ceeooceekaa) knipoogde naar een slanke dame achter het raam en meldde zich bij een smoezelig pand aan de Oudezijds Achterburgwal. "Hij is dood", constateerde Dr Den Koninghe laconiek. "Zoek naar vingertjes", beval De Cock, terwijl hij het moordwapen observeerde: een mes in de vorm van een kruis.
Een half uur later wierp De Cock zijn hoed naar de kapstok op het aloude politiebureau aan de Warmoesstraat - mis - alvorens hij werd binnen geroepen door commissaris Buitendam. "Eruit", riep Buitendam, waarop De Cock de jonge rechercheur Vledder wenkte. Samen stapten ze in hun Volkswagen Golf, op weg naar de zus van het slachtoffer, Gabriella de Lavaterne, een keurige dame in Naarden die penningmeester van een bridgevereniging bleek, gebrouilleerd met haar overleden broer en ziekelijk jaloers op haar andere broer. Gabriella huilde. Een traan gleed traag over haar wang en drupte op het tasje op haar schoot.
"Waar ga je heen", vroeg Vledder. "Naar die andere broer", zei De Cock. Maar de broer was al dood, geveld door een mes in de vorm van een kruis. "Hij is dood", constateerde Dr Den Koninghe laconiek. Die twee broers bleken deel uit te maken van het geheime genootschap van Broeders van het Perverse Kruis, een quasi-religieuze sekscultus. Ook de ex van de zus - een loensende vijftiger, bleek deel uit te maken van het genootschap. Die bleek een alibi te hebben, net als de beste vriend van de broer en de Joodse butler van Gabriella, die in de oorlog nog ondergedoken zat bij een Brabantse pater. De jonge rechercheur raadpleegde zijn notities.
"Weten jullie nou al wat", vroeg commissaris Buitendam. "Nee", zei De Cock. "Eruit", brulde Buitendam. En De Cock ging. De Cock en Vledder wisten het echt niet meer en gingen een borrel drinken in etablissement van Lowietje, die voor De Cock altijd een speciale fles cognac onder de toog heeft staan. "Ieder huis heeft zijn kruis", zei Lowietje. "We gaan", zei De Cock, terwijl Vledder hem niet-begrijpend aankeek. In het huis van de broer troffen ze Gabriella in rooms-katholieke stola, met daaronder niets dan lederen lingerie. In haar hand een kruisvormig mes, lijnrecht tegenover de geknevelde voorzitter van de bridgeclub.
Tijdens een etentje in huize De Cock legde hij eindelijk uit hoe hij het nou door had. Mevrouw De Cock schudde verbijsterd haar hoofd. "Dat kan toch niet waar zijn?"
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten